Fructosamine
Geplaatst: 26 jul 2015 18:31
Op de Universiteits Kliniek voor Gezelschapsdieren liggen de referentiewaarden voor glucose in bloedplasma bij de nuchtere kat tussen de 3.4 en 5.7 mmol/l.
Sommige auteurs houden voor de diagnose DM een plasmaglucosespiegel aan van >9.5 mmol/l.
De nierdrempel ligt rond de 14 mmol/l en klinische verschijnselen treden pas op als de nierdrempel wordt overschreden. Daarom wordt voor de diagnose DM meestal een plasmaglucoseconcentratie boven de nierdrempel aangehouden.
Bij de kat kan in stress-situaties, zoals bij fixatie voor bloedafname, een voorbijgaande hyperglycemie ontstaan, ook als de kat geen uiterlijke kenmerken van stress vertoont.
Daarom wordt bij een kat met hyperglycemie aangeraden ook de plasma-fructosamineconcentratie te bepalen.
Omdat de binding van glucose aan plasma-eiwitten een niet-enzymatisch en traag proces is, zal een kortdurende hyperglycemie weinig invloed hebben op de fructosamineconcentratie in het bloed.
Een langdurige hyperglycemie zal daarentegen een verhoging van de fructosamineconcentratie in het bloed veroorzaken.
Eventueel kan de eigenaar later thuis een urineonderzoek op glucose uitvoeren, waardoor soms ook een vergissing kan worden voorkomen. Als de kat dan geen glucosurie heeft, is het mogelijk dat de kat inderdaad geen persisterende hyperglycemie heeft, maar ook dat de hyperglycemie niet boven de 14 mmol/l uitkomt en er dus geen glucosurie ontstaat.
Als de kat wel glucosurie heeft, is het mogelijk dat de kat DM heeft, maar ook een renaal probleem kan glucosurie veroorzaken.
Het stellen van de diagnose DM vereist dus het aanwezig zijn van klinische verschijnselen, ondersteund door te hoge concentraties glucose en fructosamines in het bloed.
bron: MSD Animal Health
Normaalwaardes voor fructosamine (fra) zijn afhankelijk van de testapparatuur:
Faculteit Diergeneeskunde Utrecht UVDL: 156 - 240 µmol/L
IDEXX Catalyst One: 191 - 349 µmol/L
IDEXX Catalyst Dx: 137-286 µmol/L (gewijzigd juni 2019)
Spotchem: 140-215 µmol/L
Sommige auteurs houden voor de diagnose DM een plasmaglucosespiegel aan van >9.5 mmol/l.
De nierdrempel ligt rond de 14 mmol/l en klinische verschijnselen treden pas op als de nierdrempel wordt overschreden. Daarom wordt voor de diagnose DM meestal een plasmaglucoseconcentratie boven de nierdrempel aangehouden.
Bij de kat kan in stress-situaties, zoals bij fixatie voor bloedafname, een voorbijgaande hyperglycemie ontstaan, ook als de kat geen uiterlijke kenmerken van stress vertoont.
Daarom wordt bij een kat met hyperglycemie aangeraden ook de plasma-fructosamineconcentratie te bepalen.
Omdat de binding van glucose aan plasma-eiwitten een niet-enzymatisch en traag proces is, zal een kortdurende hyperglycemie weinig invloed hebben op de fructosamineconcentratie in het bloed.
Een langdurige hyperglycemie zal daarentegen een verhoging van de fructosamineconcentratie in het bloed veroorzaken.
Eventueel kan de eigenaar later thuis een urineonderzoek op glucose uitvoeren, waardoor soms ook een vergissing kan worden voorkomen. Als de kat dan geen glucosurie heeft, is het mogelijk dat de kat inderdaad geen persisterende hyperglycemie heeft, maar ook dat de hyperglycemie niet boven de 14 mmol/l uitkomt en er dus geen glucosurie ontstaat.
Als de kat wel glucosurie heeft, is het mogelijk dat de kat DM heeft, maar ook een renaal probleem kan glucosurie veroorzaken.
Het stellen van de diagnose DM vereist dus het aanwezig zijn van klinische verschijnselen, ondersteund door te hoge concentraties glucose en fructosamines in het bloed.
bron: MSD Animal Health
Normaalwaardes voor fructosamine (fra) zijn afhankelijk van de testapparatuur:
Faculteit Diergeneeskunde Utrecht UVDL: 156 - 240 µmol/L
IDEXX Catalyst One: 191 - 349 µmol/L
IDEXX Catalyst Dx: 137-286 µmol/L (gewijzigd juni 2019)
Spotchem: 140-215 µmol/L