Diabetes bij katten

Gesloten
Gebruikersavatar
Neeltje
Berichten: 73612
Lid geworden op: 13 mar 2009 17:48
Insuline: was Caninsulin
Woonplaats: -

Diabetes bij katten

Bericht door Neeltje »

Auteurs: Brigitte & Neeltje

Wat is diabetes

Bij diabetes is er sprake van een tekort aan insuline. Dit kan het gevolg zijn van onvoldoende productie van insuline of resistentie voor insuline (bijv. door overgewicht of een achterliggende ziekte).

Insuline wordt geproduceerd door de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier en vervolgens uitgescheiden in de bloedbaan.
Bij de vertering in de darmen wordt voedsel afgebroken tot voor het lichaam bruikbare bouwstenen; koolhydraten worden omgezet in suikers. De lichaamscellen gebruiken glucose als bron van energie. Om als energiebron gebruikt te kunnen worden, zal de glucose eerst in de cel terecht moeten komen. Insuline zorgt ervoor dat de glucose vanuit het bloed in de cel kan komen. Insuline hecht zich aan de receptoren van de celwand waardoor glucose naar binnen kan. Zonder insuline kan de glucose de cel dus niet in. Wanneer een kat diabetes heeft ontwikkeld, is het lichaam niet meer in staat om bloedsuiker te transporteren naar de lichaamscellen. Voor dit transport is immers insuline nodig.

De typische verschijnselen van diabetes (veel drinken, veel plassen, vermageren) worden veroorzaakt doordat via de nieren glucose met de urine verloren gaat. De glucose in de urine trekt extra vocht mee waardoor de kat meer gaat plassen. Om uitdroging tegen te gaan zal de kat vervolgens ook meer moeten drinken.
Omdat de lichaamscellen geen brandstof krijgen en verhongeren, geven de hersenen een hongersignaal af. De kat gaat meer eten maar vermagert desondanks, omdat de brandstof door insulinegebrek niet benut kan worden en het lichaam vet gaat verbranden als alternatieve energiebron.

Oorzaken
Diabetes kan veroorzaakt worden doordat de insulineproducerende cellen te weinig of helemaal geen insuline produceren (absoluut tekort),maar ook doordat de lichaamscellen niet of niet goed reageren op insuline (relatief tekort). Bij 80-95% van de katten lijkt de diabetes overeen te komen met de humane diabetes type 2. Bij deze vorm van suikerziekte is er een relatief tekort aan insuline.
Aanvankelijk wordt er nog wel insuline gemaakt door het lichaam, maar het is onvoldoende of het lichaam reageert er niet voldoende op. Een relatief tekort aan insuline wordt vooral veroorzaakt als er teveel hormonen worden geproduceerd die de werking van insuline tegengaan. Ook kan suikerziekte bij de kat ontstaan als bijwerking van bepaalde medicijnen, de zgn. corticosteroïden die door dierenartsen o.a. worden gebruikt om bijv. jeuk tegen te gaan. Medicijnen om krolsheid bij de poes te voorkomen hebben eveneens een werking die tegengesteld is aan insuline. Behandeling met deze middelen kan zo op den duur tot diabetes leiden en de situatie verslechteren als het zich reeds heeft ontwikkeld.

Verder hebben dikke en luie katten ook een verhoogde kans om diabetes te ontwikkelen doordat de gevoeligheid voor insuline verminderd is. Katers hebben van zichzelf een lagere insulinegevoeligheid dan poezen. Bovendien lopen katers ook meer risico op overgewicht, waardoor hun insulinegevoeligheid nog verder afneemt. Net als bij mensen lijkt daarnaast ook bij katten een genetische aanleg een rol te spelen bij de relatieve ongevoeligheid voor insuline en dus bij de ontwikkeling van suikerziekte.

Een verminderde gevoeligheid voor insuline resulteert in een uitputting van de bètacellen van de alvleesklier. Er moet immers een veel grotere hoeveelheid insuline geproduceerd worden om de suikerspiegel in het bloed omlaag te krijgen. Als deze situatie lang aanhoudt, dan raken de bètacellen die insuline maken uitgeput en ontstaat er een tekort aan insuline. Hierdoor stijgt de suikerspiegel in het bloed verder. Een langdurig hoge suikerspiegel in het bloed is giftig voor de bètacellen van de alvleesklier, waardoor deze cellen afsterven en er nog minder insuline geproduceerd wordt.

Verschijnselen
Zoals hierboven aangegeven, gaan katten ontzettend veel drinken en plassen, hebben ze een enorme eetlust en nemen ze desondanks toch in gewicht af. Vaak zijn ze ook lusteloos. Ook kan er diabetische neuropathie optreden, waarbij katten uiteindelijk op hun hakjes gaan lopen in plaats van op hun tenen.
In een later stadium verdwijnt de eetlust, wordt de kat steeds zwakker, is depressief, kan gaan overgeven en uitdrogen of in een diabetisch coma terecht komen. Een kat met diabetes die geen insuline toegediend krijgt, zal dus steeds zieker worden en uiteindelijk overlijden.
De meeste diabetes katten zijn bij de diagnose ouder dan 6 jaar. 75% is tussen 8 en 13.

Behandeling
Bij katten is diabetes meestal succesvol te behandelen. Slechts een enkele keer lukt dat helaas niet doordat er sprake is van een andere ziekte.
Omdat er sprake is van een tekort aan insuline zal dit dagelijks op vaste tijdstippen moeten worden aangevuld door middel van onderhuidse injecties. Dit lijkt misschien eng maar dat valt reuze mee, de spuitjes hebben een vast naaldje dat maar heel dun en kort is en een kat voelt het prikje niet of nauwelijks.
De dosis insuline is voor elke kat verschillend en hangt voornamelijk af van het gewicht van de kat, de hoeveelheid en het soort eten, de lichaamsbeweging en de gevoeligheid voor insuline.
Door zo snel mogelijk met de therapie te beginnen, kun je zoveel mogelijk schade aan de bètacellen zien te voorkomen; hoe meer bètacellen in leven blijven hoe meer kans er is dat een kat later nog voldoende insuline zal kunnen produceren en bestaat zelfs de mogelijkheid dat een kat zonder injecties verder kan.

In Nederland worden 3 soorten insuline het meest gebruikt:
- Caninsulin is een gezuiverde varkensinsuline en valt in de categorie middellang werkend;
- ProZinc is alleen voor katten en bevat de werkzame stof humane insuline.
- Lantus is een humane insuline die d.m.v. DNA technieken wordt geproduceerd en valt in de categorie lang werkend. Lantus is niet officieel geregistreerd als diergeneesmiddel en daarom kunnen sommige dierenartsen weigeren dit voor te schrijven. Het mag op grond van de wet alleen worden gebruikt wanneer Caninsulin of ProZInc niet blijken te werken.

Voeding
Belangrijk is dat een kat per dag zoveel mogelijk dezelfde hoeveelheid voedsel van een goede samenstelling krijgt. Koolhydraten moeten, indien mogelijk, vermeden worden. Dit lukt bijv. niet als een kat nier- of blaasgruisdieet nodig heeft. Hierin zitten weliswaar veel koolhydraten, maar toch mag een kat met een nieraandoening bij de diagnose diabetes nooit van het nierdieet afgehaald worden. Beter is het om in zo’n geval meer insuline te spuiten. In het algemeen geldt: de ergste aandoening gaat voor.

In de meeste commerciële kattenvoeders zitten vrij hoge gehaltes aan koolhydraten. Soms bestaat de voeding van een kat op energiebasis voor 50% of meer uit koolhydraten. Een kat is een echte vleeseter en vlees bestaat nu eenmaal voor een groot gedeelte uit eiwit. Na het eten van een koolhydraatrijke maaltijd stijgen de suikerspiegels in het bloed in korte tijd behoorlijk. Dit vergt dus in korte tijd veel van de bètacellen die insuline moeten maken en het kan uiteindelijk de cellen helemaal uitputten.
Het geven van een traditioneel vermageringsdieet is evenmin aan te raden voor katten met suikerziekte, omdat veel vermageringsdiëten voor katten momenteel een laag vetgehalte maar hoog koolhydraatgehalte bevatten.

Bloedsuikercontrole
Bij gezonde katten varieert de bloedsuikerspiegel (bss) tussen de 3 en 7 mmol. Door stress alleen kan de bss oplopen tot boven de 20 mmol, daarom is het veel betrouwbaarder om thuis in de eigen omgeving van de kat de glucose te bepalen in plaats van controle bij de dierenarts met vaak ook nog een autoritje of volle wachtkamer vooraf.

Bijna elke verzorger van een kat met diabetes test zelf de bloedsuiker d.m.v. eenzelfde metertje dat mensen ook gebruiken. Er zijn een paar merken meters die echt maar een speldenprikje bloed nodig hebben om een betrouwbare meting te krijgen en daarom zijn deze voor katten bijzonder geschikt.

Het testen op zich gaat heel eenvoudig, meestal wordt er geprikt in een oorrandje of in een voetkussentje, al dan niet met gebruik van een prikpen. Katten laten dit over het algemeen heel goed toe, zeker als ze weten dat ze erna beloond worden.
Geen enkele kat kan permanent op dezelfde dosis insuline blijven, dus regelmatig de bss bepalen is noodzakelijk om te zien of de dosis bijgesteld moet worden. Bovendien lijken een hypo (te lage bloedsuiker) en een hyper (te hoge bloedsuiker) vaak erg op elkaar en door meteen te testen kun je in deze situaties ook op de juiste manier handelen.

Als een kat eenmaal goed is ingesteld op insuline is de levensverwachting hetzelfde als van een gezonde kat. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat diabeetjes gevoeliger zijn voor infecties en verzorgers dienen altijd extra oplettend te blijven.

Katten met diabetes hebben vooral regelmaat nodig, verzorgers dienen hun sociale leven enigszins aan te passen maar daar staat tegenover dat je je kat enorm ziet opknappen en de band met je dier alleen maar hechter wordt.
Gesloten